Bordeaux
Bordeaux is 's werelds beroemdste gebied voor rode wijnen en misschien wel voor wijn in het algemeen. Het is groot - met meer wijngaarden dan in heel Duitsland of Zuid-Afrika te vinden zijn - en heeft grandeur. Grootse wijnen komen er van châteaux die meer op kastelen dan op boerderijen lijken, met vatenkelders waar strak geordende rijen barriques met honderden tegelijk in bijna gewijde stilte liggen te rijpen. Trefwoord: stijl.
Kenmerkend voor Bordeaux is de assemblage. Dit wil zeggen dat de wijnen uit twee of meer druivenrassen worden samengesteld. Assembleren heeft als grote voordeel dat men wat speelruimte heeft bij het corrigeren van eventuele problemen in moeilijke jaren.
Rode Bordeaux van topchâteaux is de verzamelaarswijn bij uitstek. Zij hebben de status van cru classé, een bijna magische benaming. Dit soort wijnen komt vooral uit de gemeentes in de Haut-Médoc: Margaux, Saint-Julien, Pauillac en Saint-Estèphe. Handelsmerk van diezelfde Médoc zijn de dikke kiezellagen, arm en met een uitstekende drainage. Idem dito in Pessac-Léognan in de Graves, net even ten zuiden van de stad Bordeaux. Cabernet sauvignon is hier de smaakbepalende druif. Merlot en cabernet franc zijn de belangrijkste aanvullers.
Topwijnen komen eveneens uit de Libournais, de regio rond Libourne met appellations als Fronsac, Saint-Emilion, Pomerol en hun satellieten. Werkt men in Médoc en Graves meestal met cabernet sauvignon als belangrijkste component, in de Libournais domineert de merlot juist. Daardoor zijn die wijnen in de regel wat soepeler dan die uit de Médoc.